Adam leefde lang geleden Eenzaam in de Tuin van Eden Met de zegen van de heer Wat verlangt een mens nog meer Hij liep lekker in z'n blootje Baadde zon en baadde pootje In 't water van de beek Zeven dagen van iedere week
Adam leefde zonder zorgen Tot 'ie op een zeek're morgen Plotseling ontdekte dat Elk dier een wijfje had Hij zei: "Heer ik wil niet klagen Maar ik zou u willen vragen Onderdanig en beleefd Of u voor mij geen vriendinnetje heeft."
"Goed" zei God "Ik zal m'n best doen Maar je moet wel zelf de rest doen Ik zal zorgen voor een vrouw Die haar leven deelt met jou." Adam liep van pret te zingen En kocht twee verlovingsringen "Loof den Heer, ik krijg een wijf 't Is niet meer dan een rib uit m'n lijf"
En toen Adam lag te slapen Heeft de Heer de vrouw geschapen 't Werd een droom voor iedere man Alles d'r op en alles d'r an En ze leefden zeer tevreden Samen in de Tuin van Eden Totdat op een zekere dag Eva de boom met appelen zag
Eva dacht: Wat kan 't schaden Aan een boom zo volgeladen Schoon de Heer het mij verbiedt Mist men een, twee appels niet Eva brandde van verlangen Toen ze al dat fruit zag hangen Ze nam een hap terwijl ze zee "A apple a day keeps the doctor away"
Toen was 't uit met het goeie leven 't Paradijs werd opgeheven Door een appel, zo u weet Werken wij ons in 't zweet Door het plukken van een appel Werken wij ons nu te sappel 't Is vandaar dat ik beweer Snoep verstandig Eet geen appel maar.... een peer