De Oriënt, met al haar pracht, heeft meer gezichten dan de maan. ‘k geloof al duizend en één nacht dat haar sprookjes niet bestaan.
Want ik hoor Jeruzalem, kraaien als een schorre haan. Bloed en tranen in haar stem, verscheurd door Thora en Koran.
In alle tempels en moskeeën, wordt nog naar het geloof geleefd. Maar daarbuiten, Maria Magdalena, waar is het volk dat jou vergeeft ?
Inch Allah, Inch Allah Inch Allah, Inch allah
Tussen puin en prikkeldraad, zit een vlinder op een bloem. En in een stukgeschoten straat, ligt in het zand een kinderschoen.
God van de Hemel of van de Hel, U die het kwaad niet kan verhinderen, hier ligt het zand van Jeruzalem, doordrenkt met het bloed van al haar kinderen !
Inch Allah, inch Allah Inch Allah, inch Allah
Over de grens in de woestijn, stroomt het water uit de bron. Zoals dat water wil ik zijn, een stroom van Salam en Shalom.
Requiem voor miljoenen doden, de Palestijnen en de Joden. Was dat een offer voor de Goden en komt nu vrede in hun naam ?