Gerard (in Memoriam)
Vorige maand is Gerard van der B. begraven
Dik in de zeventig denk ik dat ie wel was
'De kruidenier', de naam die wij hem destijds gaven
Schoot door mijn hoofd toen ik de advertentie las
Ik zal zo'n jaar of 16, 17 geweest zijn
Ontluikend homo in een middelgrote stad
En in het weekend zou er, bij een vriend, een feest zijn
Een nichtenfuif. En ddaar kwam Gerard op mijn pad
Het feest was ergens in een kelder aan het water
Er hingen zwarte vissersnetten aan 't plafond
Ik vond het eng, er werd gedanst, er klonk geschater
En toen opeens gleed er een hand over mijn kont
Ik keek en zag een dunne, kale man met bril staan
Z'n bolle ogen puilden bijna uit z'n kop
Hij zei: Ik raakte zo maar eventjes je bil aan
Ik siste: Sodemieter godverdomme op
Die avond leerde ik een aantal mensen kennen
Ik dronk jenever en ik danste met een man
Ik moest aan al die dingen nog ontzettend wennen
En al die tijd zat brillemans achter me an
Een mooie jongen, die soms even naar me lachte
Kwam naar me toe en zei: Hallo, ik ben Rogier
Hij doet je niks. Het is gewoon een halve zachte
Ik noem hem voor mijzelf Gerard, de kruidenier
De hele avond bleef ik om Rogier heendraaien
En zag 'de kruidenier' soms even bij hem staan
Rogier liet zich gewoon over z'n billen aaien
Toen 't feest voorbij was zijn wij, samen, weggegaan
Rogier was twintig, hij gedroeg zich heel volwassen
En seksueel was ie volkomen ongeremd
Ik zag voor 't eerst een jongen in de wasbak plassen
Naar mijn idee waren we voor elkaar bestemd
Rogier wist over Gerard allerlei verhalen
Hij was getrouwd, en had een winkel in de stad
En wou alleen maar seks wanneer hij mocht betalen
Dus ging Rogier wel eens, als ie geen geld meer had
Volgens Rogier was Gerards vrouw nogal een vrome
Er was een zoontje en een goed beklante zaak
En 's zondagmorgens liet hij jongens bij zich komen
Als zij ter kerke was. Helaas 1 keer te vaak
Rogier vertelde dat hij die bewuste morgen
De kruidenier voor vijftig piek bevredigd had
Maar dat zijn vrouw zich blijkbaar ergens had verborgen
En hoe zij plotseling de slaapkamer betrad
En Gerard stond daar, met z'n uitpuilende ogen
Rogier, die zich in allerijl had aangekleed
Was door de tuin, over de schutting heen gevlogen
We moesten lachen. Jonge mensen zijn vaak wreed
Tussen Rogier en mij is het niet veel geworden
Het klikte toch bij nader inzien niet zo goed
Op Gerards winkel stond 'te koop' op gele borden
Hij was gescheiden en z'n zaak was doodgebloed
Zaterdagavond laat, het gutste van de regen
Ik kwam van vrienden, het was somber in de stad
Ik was te voet en kwam - na twee jaar - Gerard tegen
Hij zag eruit of hij teveel gezopen had
Hij keek me aan, zijn ogen waren bloeddoorlopen
En puilden, erger nog dan vroeger, uit z'n kop
Toen brak een glimlach zijn gezicht heel even open:
Jij bent die knul die zei: He, sodemieter op
Hij stond erop, de kroeg in voor de laatste ronde
En hij vertelde van z'n treurige bestaan
Zijn zaak, zijn scheiding en nog iedere seconde
Miste hij John, zijn zoon, daar dacht hij altijd aan
Hij had een baantje bij de overheid gevonden
En in het weekend nam hij hoerenjongens mee
Die hem dan sloegen en hem aan zijn bed vastbonden
Tegen betaling. En daarna naar het cafe
Zijn hele leven was volledig naar de kloten
Ik ben pas veertig, zei hij, en het is voorbij
Ik voel me nutteloos en oud en uitgestoten
Voor 't eerst in maanden een gesprek zoals met mij
Had ik nog zin een eindje met hem mee te lopen?
(Waar woon je? Oh, da's niet zover bij mij vandaan)
Het was nu droog, hoewel de bomen droevig dropen
En ik ben (medelij?) mee naar z'n flat gegaan
Nou ja, z'n flat! Een uitgeleefde kamer
Een bed, een kast, een bank, een tafel en een stoel
Een dodencel was volgens mij nog aangenamer
Ik kreeg een beetje een onbehagellijk gevoel
Maar ik was jong en ik geloofde in het goede
Noem het maar christelijk, humaan of infantiel
Nou, hoe dan ook, het ging hem blijkbaar om mjn roede
En ik had medelijden met de arme ziel
En ik wou nobel zijn en menselijk en edel
Hij was bezopen, knielde voor me op de grond
En ik keek neer op die bezwete, kale schedel
Zijn bolle ogen en zijn kwijlerige mond
Toen het voorbij was, stond hij klaar met vijftig gulden
Ik zag die bolle ogen, en die kale kop
Ik wou die dodencel ontvluchten, en ik brulde:
Ach klootzak, sodemieter godverdomme op
Vorige maand is Gerard van der B. begraven
Zijn zoon heeft blijkbaar nog zijn laatste eer gered
'De kruidenier', de naam die wij hem destijds gaven
Is samen met zijn trieste leven, bijgezet
Ik dacht: Je wilde blijkbaar je gevoel verzwijgen
Je leefde, maar je speelde altijd dubbelspel
Je kunt het na je dood gewoon niet rotter krijgen
Je was de laatste veertig jaar al in de hel