Hij zag haar wel eens huilen Maar hij heeft haar nooit bedroefd gezien Haar tranen waren kleine druppels nijd Maar goed, ze is hem kwijt Want zij heeft hem eruit gezet Hij ligt weer in z'n eigen bed Dat werd de allerhoogste tijd
Ze deed zo bits en venijnig En oh zo rechtlijnig Want iedereen was fout, behalve zij Ze stampte, ze eiste Ze raasde, ze krijste En iedereen was fout, behalve zij Dat bracht hem in verlegenheid Toch voelde zij genegenheid Ze was tenslotte wonderschoon En daardoor was hij blind gewoon
Hij zag haar wel eens lachen Maar hij heeft haar nooit verheugd gezien Ze was ook nooit eens blij met een cadeau 't Was meestal maar zo-zo En toen hij haar die auto gaf Zei zij: Ik wil geen ouwe Daf Ik wil een nieuwe Deux-Chevaux
Hij gaf haar tassen en ringen En allerlei dingen Hij huurde zelfs speciaal voor haar een flat En als ie dan daar was En alles weer klaar was Dan rookte-nie nog gauw een sigaret Maar dan begon de heisa weer Dan vloekte ze en ging tekeer Want zij begreep maar niet, die schat Dat hij thuis z'n gezin nog had
Hij heeft met haar gesproken En hij heeft het haar wel uitgelegd Maar God, wat was ze stom en onsportief Meteen zo agressief En weet je wat die trut toen zei: Jij bent een grote klootzak, jij Kom jij maar voortaan fijn weer Bij je vrouw tot je gerief Of steek 'm anders lekker in een groot stuk corned beef Of hak 'm anders af, dan ben ik daar vast van verlost Ze heeft er nooit bij stilgestaan Hoe lang hem dat heeft pijn gedaan En hoeveel geld dat wijf hem heeft gekost