De eindeloze steppe ligt bevroren en het sneeuwt terwijl De vlokken razend striemen in het stormgeweld En in die storm twee hongerige zwervers, slechts gestoken In wat lompen voortbewegend door het open veld Ze dragen geen bagage met zich mee, alleen de ene heeft Een boek onder z'n arm De ander, ietsje ouder Heeft een tas over z'n schouder Met daarin een fles met wodka en zolang ze wodka hebben Houdt ze dat nog warm Ze zwoegen zwijgend verder door de troosteloze leegte en Zo nu en dan wordt de fles gepakt en nemen ze een slok daarvan Zodat men verder kan
"Ja! Dat zijn bijna honderd woorden en wat hebt u me verteld? Drie dingen: het sneeuwt, er lopen twee zwervers rond en ze hebben honger. Eenvoud, jongeman, daar gaat het om. Ga verder, maar hou het kort. Kort!"
De avond is gevallen, en een scheefgezakte bouwval biedt Maar nauwelijks beschutting voor de koude nacht De wodkafles is leeg, de honger knaagt, een stompje kaars Brandt, "Waarom lees je niet wat voor?" zo vraagt de oude zacht De ander neemt het smoezelige stukgelezen boek ter hand en leest verhalen voor Maar terwijl de storm blijft loeien Gaat hun huid een beetje gloeien En wanneer het laatste woord geklonken heeft breekt op Hun wangen zelfs een blosje door De honger is vergeten want de kracht van de verhalen hield ze in de ban Ze zien tot hun verbazing het effekt er van Zodat men verder kan
"Ja, u hebt absoluut talent, maar u gebruikt veel teveel woorden Hoe bedoelt u dat precies 't Is zo simpel! Wat is de essentie van deze zin?"