Vieze Lieze was haar bijnaam in de stad Omdat ze altijd van die enge kwalen had Een lopend oor of een ontsteking of een elleboog verweking Of een hele rits met puisten op haar gat Vieze Lieze had altijd wat
Ze had een zalfje van de dokter dat naar lisol rook Om haar kwalen te verhelpen Ja haar naam was vieze Lieze en die had ze ook Dus het leed was niet te stelpen Dat kwam ze moest de kleren dragen van haar oudste zuster Riek En die droeg nog ondergoed met van dat strakke elastiek Maar d'r moeder zei je draagt ze maar want strakkies word je ziek En dan kan ik weer op bezoek gaan twee maal daags in de kliniek Ja, ja
Vieze Lieze was haar bijnaam in de stad Omdat ze altijd van die enge kwalen had Was haar navel niet ontstoken, was haar kies wel afgebroken Of haar voeten waren schimmelig en nat Vieze Lieze had altijd wat
En ook vriendjes of vriendinnetjes die had ze niet Die bleven op hun hoede Omdat niemand graag en wrat of zweer of steenpuist ziet Die dan prompt begint te bloeden Maar hoe vreemd het ook mag klinken toch kwam Lieze aan een man het was een keurig nette jongen en hij heette Willem-Jan Lieze's kwalen gingen over, want ze dacht er niet meer an wel was ze zeer doorlopend zwanger, maar dat komt er dikwijls van Ja, ja
Vieze Lieze bleef haar bijnaam in de stad Omdat ze altijd een positiejurk aan had Toen de vijfde was geboren kon je nummer zes al horen ze bewandelde het vruchtbaarheden pad Vieze Lieze had altijd wat Vieze Lieze had altijd wat Vieze Lieze had altijd wat