Als ze drie zijn ontdekken ze de wereld de grote wijde wereld van het huis De stopcontacten en de open ramen, de keldertrap, de theepot het fornuis Het water staat je dikwijls in de handen Die peuters zijn angstwekkend vindingrijk Maar je stelt jezelf gerust ze lopen heus niet in zeven sloten tegelijk
Als ze acht zijn, dan willen ze graag stoer doen En wie daar wat van zegt is niet goed wijs Ze klimmen in de boom, ze stoken filliesen lopen ijskoud over een nacht ijs Ze krossen op hun fietsje door eht spitsuur Je hebt ze niet meer binnen je bereik Maar je houd jezelf voor ze lopen heus niet in zeven sloten tegelijk
En toch zit je in de zorgen en daar kom je nooit van los Telkens moet je aan ze denken Hans en Grietje in het bos Ja 't is gevaarlijk buiten, dat bewijst toch de praktijk Je zou eigenlijk het liefst de voordeur sluiten met szeven sloten tegelijk
Als ze vijftien zijn dan willen ze de hort op Want thuis is het een veel te dooie boel En gan ze uit, dan moet je vaak maar raden
Met wie en waar naartoe en met welk doel Je waarschuwt voor drank en slechte vrienden Maar dat ze tniet veel zoden aan de dijk Ze zeggen kribbig pa we lopen heus niet in zeven sloten tegelijk
En toch zit je in de zorgen over hoe het ze vergaat Je zegt doe geen domme dingen je zegt maak het niet te laat Maar je bent een ouwe zeurpiet en je zet jezelf te kijk Tja je ziet nu eenmaal steeds die sloten voor je alle zeven tegelijk
Als ze veertig zijn ontdek je dat nog altijd die eeuwige bezorgdheid bestaaat Voorzichtig op de trap, vermijd het spitsuur Kijk uit papa en maak het niet te laat Je voelt je door je kinderen betutteld al hebben ze dan honderd maal gelijk En je zegt hee jongens kom nou ik loop heus niet in zeven sloten tegelijk En je zegt hee jongens kom nou ik loop heus niet in zeven sloten tegelijk