Mijn naam is Zuster Pots, en van voren heet ik Ka Kom ik op zaal, dan zie je ze al schrikken In de ene hand de steek en in de andere de spuit Waarmee ik ze elke dag zo'n keer of twee mot prikken Ik weet nog goed, een ouwe heer die schreeuwde moord en brand Toen ik hem voor het eerst moest injecteren Wat had ik toen de zenuwen, wat bibberde m'n hand Maar ik riep: "Op een ouwe fiets mot je 't leren" En kom ik nu op zaal dan zing' ze allemaal:
refren': Ka, Ka, Ka, geef de pot 'es an Schiet eens even op, 'k heb hoge nood, 'k heb hoge nood Ka, Ka, Ka, geef de pot 'es an Ik zit al uren met de billen bloot Wat loop je toch te lachen en te lallen Heb je soms de steek weer laten vallen Ka, pak een dweil, een soppie en een teil En ruim subiet die rotzooi van 't zeil
Als hoofd van de verpleegsters deel ik hier de lakens uut De bedden mott'n we 's morgens eerst verschonen Daarna de ontbijten, koppie thee met een beschuut Da's racen, maar ik raak nooit in de bonen 't Wassen van patienten vind ik 't fijnste van de dag Je kunt dan ondertussen samen praten Daarna roep ik dat iedereen van mij de pot op mag Dan is de hele zaal in alle staten Want kom ik dan op zaal, dan zing' ze allemaal
refren'
"Daar gaat 'ie nog een keertje"
Ka, Ka, Ka, geef de pot 'es an (polineese) Schiet eens even op, 'k heb hoge nood, 'k heb hoge nood Ka, Ka, Ka, geef de pot 'es an (ik zit al) Ik zit al uren met de billen bloot (kan ik zien, ja) Wat loop je toch te lachen en te lallen (heb je soms) Heb je soms de steek weer laten vallen Ka, pak een dweil, een soppie en een teil En ruim subiet die rotzooi van 't zeil