Mijn Bonnemama mijn grootmoeder. We zeiden thuis altijd tegen mijn grootmoeder bonnemama. Dat komt uit het Frans: bonne mama, lieve moeder, bonne mama Mijn Bonnemama Mijn grootmoeder dus, he. Die had een deftig huis Die had een mooi huis, zeg. Zo'n herenhuis, weet u wel. Er woonden ook dames in maar het heet herenhuis. Een dameshuis dat is weer iets heel anders. Met donkerrode bolletjes gordijnen U kent die gordijnen wel met allemaal van die rode bolletjes. Met heel veel pluche en dik damast En van die glazen stollepe, Weet u wel Van die stollepe, op de kast En overal zag je van die zalige tierelantijnen D'r hing, d'r hing Ja, maak het warm jongens, maak het warm. D'r hing, ting-ting-tirol-bam-bam-bieling-bidol-bam-bam-badam-bim-bim- Biding-bom-bom-balam-bim-bim-biram-bam-bam-balam-bam-bam Dat hing d'r allemaal. Kun je nagaan wat daar allemaal hing D'rrrrrrrr hing de geur van bronsgroen eikenhout En op ieder kastje stond een pluk femilie. Antonius van Padua U schijnt hem te kennen. Stond naast een abrikozenvla Wel drie vier keer gelijk, maar telkens viel ie
En ik weet nog dat ik zo'n jochie was En in die kamer stond En wat ik van al die mooiigheid Het allermooiste vond
De piano van bonnemama, bonnemama, bonnemama, wat een piano met luchters en kaarsen en een loper van rode velours De piano van bonnemama, bonnemama, bonnemama, wat een piano Die zong in dat oude huis van parlez moi d'amour De piano van bonnemama, bonnemama, bonnemama, wat een piano Met luchters en Die zong in dat oude huis van parlez moi d'amour