Onweer, daar schrok hij vroeger altijd zo van. Niet van de flitsen, want die zag hij toch niet, maar van de knallen. De mensen begrepen dat nooit zo goed. Dan zeiden ze: "Zo'n stoere vent als jij, die is toch niet bang voor een paar knalletjes." En dan zei hij: "Ja, maar jullie zien die knal tenminste nog aankomen, jullie zien die flitsen." En dan zeiden zij: "Ja, maar wij schrikken ook van die flitsen." En dat begreep hij dan weer niet. En dan kwam er weer een. En dan schrokken zij eerst van de flits, en dan waren ze net klaar met schrikken, en dan schrok hij, van de knal. Want de anderen waren zo geschrokken van de flits, dat ze vergaten te vertellen dat er een knal kwam
En dan kwam er weer een, en weer een, en weer een, en ze werden steeds harder en harder, en niemand waarschuwde hem. En dan zei hij: "Volgens mij zeggen jullie gewoon expres niet dat er een knal zal komen waarvan ik zal schrikken. Volgens mij willen jullie mij gewoon laten schrikken
En dan zeiden zij: "Ja, dat is ook zo. Want jij kunt ons toch ook niet waarschuwen voor die flits. Als jij niet kunt voorkomen dat wij schrikken hoeven wij toch ook niet te voorkomen dat jij schrikt. Dat is gelijke behandeling jongen."
En dan kwam er weer een. Maar deze was zo dichtbij, dat de flits en de knal exact op hetzelfde moment kwamen, zodat ze allemaal precies tegelijk schrokken Hij keek op zijn horloge, en zag dat het precies half zeven was