Vrienden, de grote kuis staat weeral veur de deuremaar al diene verhuis he ‘k liefst nie in mijn huis. De kuisers staan gereed mee bezems en mee stokken, maar al die propereteit, daarvan ben ik benijt.
Zeg straks niet dat g’et niet geweten hebt. Zeg straks niet: “Ik had het niet verstaan”. Zeg straks niet dat g’et al vergeten waart, wat racisme aan het mensdom heeft misdaan.
De meesters van de macht, de meelopers en dwazen meten ulder kracht tegen het gezond gedacht. Ze roepen genereus, “eigen volk eerst” veur allen en mee die slimme leus, nemen z’u bij de neus.
Zeg straks niet dat g’et niet geweten hebt. Zeg straks niet: “Ik had het niet verstaan”. Zeg straks niet dat g’et al vergeten waart, wat racisme aan het mensdom heeft misdaan.
De bezems zijn hersteld om vreemden te verjagen. Desnoods mee veel geweld, zo h’en ze mij verteld. De kuisers staan paraat en zonder parlasanten komen ze weer op straat veur uldere stirke staat.
Zeg straks niet dat g’et niet geweten hebt. Zeg straks niet: “Ik had het niet verstaan”. Zeg straks niet dat g’et al vergeten waart, wat racisme aan het mensdom heeft misdaan.
Gedaan straks mee den dop en alle vreemde buiten veur dwirsliggers een strop, ook veur u, pas maar op. Dus vrienden opgelet, straks wordt de liedjeszanger al mee ne nieuwe wet ne muilband opgezet.
Zeg straks niet dat g’et niet geweten hebt. Zeg straks niet: “Ik had het niet verstaan”. Zeg straks niet dat g’et al vergeten waart, wat racisme aan het mensdom heeft misdaan