Hij zat vergeefs al vele jaren in een hoek Gitaarakkoordjes te proberen uit een boek Verloren moeite, niet het minste resultaat Geen gevoel voor harmonieen of voor maat Toen wou hij schrijven, maar de muzen kwamen niet De grote inval bleef nog weg tot zijn verdriet Er was ontzetting, maar vooral ontgoocheling Toen hij besefte dat ook schilderen niet ging
Hij sloeg tenslotte zijn gitaar tegen de muur Wierp zijn gedachten en zijn schetsen in het vuur Hij sloot zich op in jaloezie en zelfbeklag Tot hij een uitlaat voor zijn ongenoegen zag Hij werd benaderd door een kerel van de krant Want zijn cultuurredactie was onderbemand Als een bezetene ging hij toen aan de slag Misschien zat er voor hem wel meer in op een dag
Hij had op het gepast' moment de goede vriend En had zich met de juiste lidkaart aangediend En bovendien kwam net dat plaatsje vrij Hij kreeg daarbij de volle steun van de partij Hij vleide zich behaaglijk in zijn stoel En stelde zich voortaan een enkel doel Zich wreken op de getalenteerde kliek Di wel iets had bereikt bij het puliek
Hij spuwde gal, hij trapte driftig in het rond Hij boorde oordeelkundig alles in de grond Grote talenten heeft hij zo totaal verguisd Al wat hij schreef was overtrokken en onjuist En hij kreeg macht, 't ultieme wapen voor misbruik Schrijvers en schilders kropen voor hem op hun buik Wat hij orakelde werd prompt aanzien als wet Hij werd de trendzetter, de 'God van de gazet'
De kritikaster, recensent, hij is een plaag (Wie hem niet vleit, geeft hij gewoon de volle laag) Die zijn frustraties als een wetenschap verkoopt En onbeschaamd over artiestenlijken loopt Prince, leg 't zwijgen op, vernietig het gebroed Dat ons dicteert wat zou verkeerd zijn en wat goed Laat iedereen zijn eigen mening en daarbij Wie zei ook weer: "De gedachten, die zijn vrij!"