We stappen opgewekt naar buiten en ik draag Het grote pak, dit is het laatste voor vandaag Het duurt nu toch al ongeveer een dag of tien We hebben alle ooms en tantes al gezien We liepen bij de buren even binnen En ook bij alle vrienden en vriendinnen Nu nog enkel de collega van mijn vrouw Die het ons anders kwalijk nemen zou
We zetten pas de eerste stappen op de straat "Maar kijk eens aan wie er daar nu voor ons staat!" Och God, die kerel, waar ik dat nu aan verdien Ik doe een poging om er vrolijk uit te zien "Nee toch, die goeie ouwe Jan van Akker Hoe is dat nog met jou, mijn beste makker?" Hij zegt: "Ik was net onderweg naar jou" Ik zie de wanhoop in de ogen van mijn vrouw
Een half uur later zijn we toch weer onderweg Gelukkig ging die zeurkous nog vlug weg Al zat ik een moment serieus in de puree Hij had een zelfgemaakte kaastaart voor ons mee Mijn vrouw gaf dan maar 't pak voor haar vriendin Met die fles likeur van vorig jaar erin Even later vertrok Van Akker zelfvoldaan Want hij moest dringend nog maar iemand anders gaan
Het is op straat nog echt een drukte van belang Al zeven uur en 't halve dorp is nog op gang We raken door 't gedrang bijna niet door Zo loop ik plots, pardoes op de pastoor Hij zegt: "Ik zal 't maar niet verhulle Maar ik was eigenlijk net onderweg naar ulle" Daarop geeft hij mijn vrouw een doos bonbons En ik geef hem die kaastaart maar van ons
Na nog wat babbel en wat wensen zijn we weg We zullen ons nog mogen haasten zeg Maar wie staat daar, net als we voorbijgaan, in z'n deur "Euh, goede avond, beste wensen, Drecteur" "Maar kom toch binnen, beste mensen, neem een stoel Dat vind ik aardig hoor, meneer Evenepoel" Met rode wangen geef ik hem het pakje door Je weet wel, die bonbons van de pastoor
We drinken inderhaast een bodempje cognac En daar verschijnt zijn vrouw met een groot pak Ze zegt: "Al hield ik zelf zoveel van deze snoes Toch zal u ongetwijfeld blij zijn met die poes!" Ik prijs haar gulheid en bedank haar voor 't cadeau "Maar we moeten gaan, al spijt het ons nog zo" Eens buiten moet ik horen van mijn vrouw Of ze die kat nu wel aan Ria geven zou
We staan te hijgen voor de deur en bellen aan Die wordt zowaar direct opengedaan Ria zegt: "Hallo, kom toch binnen" en ze lacht "Eigenlijk had ik jullie nog wat vroeger verwacht Dan had je de pastoor misschien ook nog gezien En Jan van Akker was hier ook bovendien!"
Na een stuk kaastaart nemen we afscheid aan de deur En als dank voor de kat krijg ik een fles likeur We staan weer buiten en we kijken mekaar aan "Zie ons hier nu met onze fles likeur weer staan" Ik zeg: "Kom schat, we hebben nog geluk gehad Stel je voor dat we hier nog liepen met die kat!" En als we thuis zijn gaat de fles weer in de kast Allicht komt ze voor volgend jaar nog wel van pas Ten slot' is geven toch, zo leert ons de moraal Meer nog dan krijgen, het best van allemaal