Een klein cafe, een verloren straat in Halle Een randje schuim, twee glazen, jij en ik De stoelen leeg, de stilte is gevallen Een kraan die lekt, een klok en haar getik Het eerste glas tesaam voor ons sinds jaren Plots oog in oog door een toevalligheid Ik zie jouw rimpels, jij mijn grijze haren We zeggen niets, we zijn de woorden kwijt
Maar in je ogen zie ik nog de sporen Smeulende vonken van het grote vuur En ik word bang want zoveel ging verloren Er komt niets terug, geen avond, geen uur
Op deze plek, een godvergeten haven Vervreemde wezens en toch zijn we maar Twee broze schepen uit de koers geslagen Heel even weer bevestigd aan elkaar Om straks of morgen toch weer af te dwalen Naar de netten waarin we zijn verstrikt Er zit niets op dan weer bakzeil te halen De grote plannen blijken niet geschikt
Maar in je ogen zie ik nog de sporen Smeulende vonken van het grote vuur En ik word bang want zoveel ging verloren Er komt niets terug, geen avond, geen uur We wisten niet waaraan we toen begonnen We dreven op een vlot van euforie We waren gulzig, ongeduldig, onbezonnen Alles moest wijken voor de nieuwe theorie
We liepen storm, we zochten nieuwe wegen Er was voor ons geen grens en geen taboe De zekerheid, daar schopten we toen tegen 't Maakte niets uit voor ons, wanneer of hoe
Maar in je ogen zie ik nog de sporen Smeulende vonken van het grote vuur En ik word bang want zoveel ging verloren Er komt niets terug, geen avond, geen uur
We hadden alles opgeruimd, zo leek het Maar we bouwden ongemerkt een nieuwe muur En ik was even blind als jij, ik weet het Dat zou ik ook wel inzien op de duur Zo hebben wij de kring nu zelf gesloten Er blijft alleen verwondering en spijt Er wacht op ons aan 't eind van die periode De holle leegte van de werkelijkheid
Want wat we hadden, ging weer verloren Er komt niets terug, geen dag, geen uur Misschien bewaar jij in je ogen de sporen Blijft er bij jou toch nog iets van het vuur