Buiten huilt de wind om 't huis De kachel staat te snorren op vier Er hangt een touwtje uit de brievenbus En in de tochtige kieren zit papier We waren heel erg arm En niemand hield van ons Maar we hadden thee en nog geen tv Maar wel radio en lange vingers We gingen nog in bad Haartjes nat, nog even op Totdat vader zei: "Vooruit naar bed" Dan kregen we een kruik mee Gezichten op 't behang Maar niet echt van binnen bang Toen was geluk heel gewoon
Buiten huilt de wind om 't huis En moeder breit een warme sjaal En 't ganzenbord op tafel stond er De volgende morgen helemaal We gingen ook naar 't bos Daar zijn we toen verdwaald Van de weg geraakt, carriere gemaakt Heel die pannekoekensmaak vergeten Nederland herrees Onder Drees. Fanny Blankers-Koen Won vier maal goud in Londen Als je jokte was dat zonde De legpuzzle kwam klaar In 't derde vredesjaar Toen was geluk heel gewoon
De schooltas was 't eerste teken Dat de zaak al was bekeken Voor zover je zonder plichtbesef Je leven leed, je leven leed
Buiten huilt de wind om 't huis En binnen stond de kolenkit paraat En de stoep, waarop geknikkerd werd Was 't belangrijkste stukje van de straat En Nederland was groot En niemand ging nog dood En gezelligheid kende nauw'lijks tijd Met waxinelichtjes van Verkade We gingen nog in bad Haartjes nat, nog even op Totdat vader zei: "Vooruit naar bed" Dan kregen we een kruik mee Gezichten op 't behang Maar niet echt van binnen bang Toen was geluk heel gewoon Toen was geluk heel gewoon Toen was geluk (Was't niet gewoon?) Heel gewoon (Heel gewoon)