Het had een hemelbed kunnen zijn En iedere dag een diner met wijn En iedere middag thee Dan zal er zon in baden En avondjurken van wit satijn En autoritten bij maneschijn En hand in hand flaneren langs de Palmerpade En het ontbijt op bed met eieren en toast En regelmatig door een graaf geminnekoosd
Maar nee, oh nee Wij zijn zo flink En zo karaktervol Onze jaagt een overjarige bink Niet met zijn geld op hol Wij hebben toch een brave man Een brave pa en moe Dus slaan wij de open poorten Van het paradijs gauw toe
Dan had ik eigen boudoir gehad Een eigen verzonken turqaize bad Een kast vol ocelotten persianer pelzen Dan voeren we door de Prinsengracht Per met gespoten zeewaardig jacht Of over de Rijn om even fijn te Draggevelzen Dan kennen we Rockerfeller, Deteding en Krupp En kochten alle rechten op van Betty Boop Booberdieboop
Maar nee, oh nee Wij zijn zo sterk En zeker niet corrupt Ons lijfdevies blijf, bid en werk Tot het zweet van het voorhoofd drupt Wij houden van ons onderstuk Ons lokt geen gouden kalf Dus luidt het blazoen van ons geluk Mijn man is mijn dukdalf
Oh heer die alle geheimen kent Die het menselijk hart aan de teugel ment Hoe kom ik ineens aan die lichtzinnige gedachten Kan het zijn dat ik toch niet zo aardig ben De weg die ik gegaan ben onwaardig ben En eigenlijk opensta voor alle duistere machten Dan stel ik u en ook mezelf zeer teleur Geef mij, oh Heer, de kracht dat dat niet weer gebeurt
Zie zo, zie zo, ik ben weer mezelf Verleidinkje is weg Het is beter dat ik niet dieper delf En niet te veel meer zeg Misschien zweeft op dit ogenblik een goede geest voorbij Misschien groeit op dit ogenblik een beter ik in mij