M'n vader had, zoals dat heet, slecht geboerd met zijn zaken De deurwaarder waarde haast dagelijks rond onze deur Familie en vrieden begonnen hun plicht te verzaken Bezorgd als ze waren om eigen kleinburg'lijke sleur Ons huis rook alleen nog naar armoe en uitzichtloos wachten Naar doffe gelatenheid en naar 't afwezige geld De staatsloterij zelfs ging boven m'n vader z'n krachten En ik, ach, ik was nog geen tien, dus mij werd niets verteld
En hij, mijn vader Zat bij z'n lege kas En hij, mijn eigen vader Ver weg, te diep gezonken in 't moeras
Op zekere dag werd ik wakker van vreemde geluiden 't Geknerp van een vrachtwagen op 't grind voor onze deur En wildvreemde stemmen, ik wist niet wat dat moest beduiden Ik sprong op en zag mannen sjouwen met ons interieur Ik zag mijn piano verdwijnen en ook al mijn boeken En zelfs vaders leunstoel, waarin ik soms heimelijk sliep Ik keek en ik keek en ik wist niet waar ik het moest zoeken Besefte maar vaag dat mijn jeugd hier op een zandbank liep
En hij, mijn vader Keek glazig, bijna dom Hij was m'n eigen vader Maar ik besefte nauwelijks waarom
Vandaag, nu ik weet heb van geld, nu ik weet heb van schulden Van veel en van weinig, van onmacht en van overmacht Van duizend, van honderd en zelfs van een schamele gulden Nu schaam ik me voor wat ik toen op die dag heb gedacht Ik vond jou een lafaard, ik vond dat jij had moeten knokken Dat kan als je twintig bent, dan speel je heel graag voor held Maar wie op z'n vijftigste zitten blijft met alle brokken Die weet dat een man zonder geld in dit leven niet telt
Dus jij, mijn vader Ik weet; het is nu veel te laat En toch, mijn vader Vergeef me, dat ik jou toen heb gehaat