Hij was een schooier en zij was een slet Maar zij was de sterkste van beiden Ze spoorde en hitste tot misdaad hem aan Zij, de knapste en mooiste der meiden Ze dreef hem tot diefstal, ze dreef hem tot moord Hij moest er op uit, alle nachten En kwam hij dan bij haar, balden met buit Dan nam ze het aan, en ze lachte
Het mooiste en duurste was haar nog te min Begon haar dan ook te vervelen Ze vroeg nooit hoe hij aan die sieraden kwam Wat kon haar zijn liefde ook schelen Zijn zoenen en smeken, ze lieten haar koud En als hij naar liefde soms smachtte Haar smeekte, zeg toch dat je veel van mij houdt Dan keek ze hem aan, en ze lachte
Ze dreef hem tot wanhoop en tot razernij Hij moordde toen zonder genade Ze wist waar hij was en toen men hem zocht Toen heeft ze zijn schuilplaats verraden Men wachtte hem op en hij liep in de val Toen zij naar het gerechtshof hem brachten Stond zij aan de deur, sjiek gekleed en gekapt Hij ging haar voorbij, en ze lachte
Hij zat in de cel, dagen, weken lang Totdat de dood hem zou bevrijden Hij schreef haar een brief: ik wil nog eenmaal je zien Hoe kun je me zo laten lijden Al was je een duivel, toch hield ik van jou Als je wist hoe ik nu naar je smachtte Het was zijn laatste brief, ze las hem kalm door Toen scheurde ze hem stuk, en ze lachte
Des 's morgens om vijf uur toen werd hij gehaald Naar het schavot wat daar stond opgeslagen Een rilling ging door de mensenrij heen Toen men hem de trap op zag dragen En bij de guillotine, vlakbij stond een vrouw Die kalm zag hoe men hem slachtte Een snerpende gil en toen viel het mes Ze keek naar het lijk, en ze lachte