Zij heette Annabelle Zij kwam uit Oost-Kapelle Zij droeg de boerenlucht van ’t Zeeuwsche land Op ’t platteland geboren Zeker zo plat van voren Zat de meeste lucht in haar beha van kant
Refr: O Annabelle Jij struise meid uit Oost-Kapelle Jouw onvervalste boerenlucht Jaagt iedere kerel op de vlucht
Ze wilde graag een kindje Maar ja ze had geen vrindje En voor een kindje moet je met z’n twee Dus ging zij adverteren In de hoop dat een der heren Haar een dienst bewees bij ’t krijgen van een wee
Refr: Slechts één heer reageerde Op hetgeen zij adverteerde Het was een handelaar uit Sas van Gent Hij kwam niet naar haar huissie Maar bestelde slechts een buissie
Met de ingrediënten van een kind
Refr: Maar waar laat ik nu zo’n buissie Op een plekkie in m’n huissie Zodat de kat niet met de handel host Want één hap chromosomen En er valt niet te ontkomen Aan een miskraam die mij honderd knaken kost
Refr: Tussen een buissie hoesttabletten En een pakkie sigaretten Voelde de vrucht zich best op ‘zijn gemak Tot zij een keer bestookt werd Op een feest waar veel gerookt werd Zodat het haar aan frisse lucht ontbrak
Refr Annabele begon te hoesten Te snotteren en te proesten Greep in paniek een buissie uit haar tas Na enkele seconden Was de inhoud reeds verslonden Uit de verkeerde buis bleek later pas
Refr Na een tijd zag Annabelle Haar buikje rondom zwellen En dacht m’n hemel dit is niet gezond En na zo’n maand of zeven Ze had het kind al afgeschreven Wierp zij een struise meid van negen pond
Refr Die kleine Annabelle Woont nu in Oost-Kapelle Haar pa een handelaar uit Sas van Gent Hij doet zeer goede zaken Want behalve honderd knaken Wordt hem ook de kinderbijslag toegekend