We waren, denk ik, net drie maanden niet meer bij elkaar Toen hij me belde, om te vragen hoe het met me was Ik zat toen al niet meer zo vreselijk in zak en as En zijn afwezigheid voelde toen al een tijdje niet meer raar Hij zei: "Je spreekt met mij, je bent me toch nog niet vergeten?" En "Weet je nog, we zouden toch een keertje samen eten" Dat was waar We spraken daarom af in "De Vier Wilgen" aan de Herengracht Omdat we samen daar, besloten we, het vaakst hadden gezeten
En dus die week daarop, hij had een roosje meegebracht Zaten we daar opeens weer samen in dat restaurant Er leek geen klap veranderd, er was slechts een achterstand In zaken die we vroeger altijd met elkaar bespraken Hij was nog met die ander maar dat had ik wel verwacht Hij noemde hem een schat, maar vond dat hij dat niet kon maken
We praatten over onze tijd En over dat hij nog steeds nagelbijt En ik dacht opeens, wat is het toch een lieve man Het voelde zo vertrouwd, we hebben geen minuut gezwegen Alsof ik er een goede vriend had bij gekregen Dit was het bewijs dat dat dus blijkbaar kan We hebben zelfs nog een dessert genomen En om een uur of twaalf stonden we pas weer buiten, samen op de Herengracht En constateerden: "Kijk, er komen nieuwe blaadjes aan de bomen"
En daarna ging hij weg en was ik weer alleen Ik heb hem nog een tijdje na staan kijken En dacht: "Wat een voortreffelijk besluit" Het leven kan vaak zo eenvoudig blijken
Maar later toen ik thuis zat op de bank Voelde ik toch die treurigheid van binnen Dat was het dus en nu is het voorbij Het wachten kan weer gaan beginnen