Oh, ik vind de mensen vaak zo mat Nooit een glimlach op een zebrapad Hoe ze kijken in de tram Hij naar haar en zij naar hem Ik denk wel eens: "De mensen zijn 't zat" Elk onder z'n eigen grijze hoed Zelden maar een opgewekte snoet En op 't cafe-terras Puilt de slagroom uit 't glas Ik denk wel eens: "Het gaat ons veel te goed"
Pa is moe, moe is moe Broer is moe en zus is moe Oom is moe, tante moe Iedereen is moe Voorjaarsmoe, najaarsmoe Zomermoe en wintermoe Weekendmoe, levensmoe Waar moet 't naar toe
Moe van 't politiek geleuter Moe van kranten en TV Moe van al 't gepietepeuter Moe en zo blase Moe van 't praten, moe van 't leven Moe van zuur en moe van zoet Moe van alsmaar pootjes geven Moe van zoveel overvloed
Daarom schreeuwen de reclames in 't vermoeide op de plaat Als infectie, dan neem ik Pepsi en dan kom ik lekker popsie uit 't bad
En de blijheid komt uit flesjes, de energie zit in een pil Uit ampullen en injecties komt reserve levenswil Lieve mens, waar is de prikkelende tintel in je bloed Lieve mens, waar is die blijheid en de bloemen op je hoed Hoe bestaat 't, is de koek al op, wat heb je dan gehad Als ik de mensen zie, die moeie mensen zie Dan denk ik vaak: "De mensen zijn 't zat" O, ik wil niet zeggen dat ik meer ben dan een ander Misschien wel minder, maar wat doet 't er ook toe Ik wil alleen maar zeggen aan ieder die 't wil horen Het is niet waar, wij zijn geen sikkepitje moe
Kom, gooi de loper uit, rooie loper uit Voor elke pasgeboren baby, elke bruidegom en bruid Kom, gooi de loper uit, de rooie loper uit Voor elke zilv'ren jubilaris en