Hij wist onmiddellijk dat ik het was de enige minnaar, de ware Zo stond hij daar naast me hij pakte mijn glas En zei hier zat je dus al die jaren Ik vroeg heel kortaf of hij vaak ruzie kreeg Maar dat kon hem niet zo veel schelen Hij knoopte mijn jas dicht, mijn glas dronk hij leeg En zei kom maar mee, we gaan spelen Hij rende de kroeg uit, hij sleurde me mee De stad door, op weg naar zijn woning daar zette hij mij op zijn bed En hij zei "wie stil is krijgt een beloning"
En toen ging het licht uit en is het geschied het leek als vanzelf te gaan Ik vroeg hem na afloop, hoe heet je wel niet maar hij zei alleen kijk me aan Luister want ik heb de pest, aan vaagheid Waarom blijven wij niet altijd altijd bijelkaar zeg daar maar eens wat op
Alles werd anders, mijn flat moest verkocht en plotseling woonden we samen Hij had een servies en een kat uitgezocht en luxaflex achter de ramen Opeens zat ik 's zondags bij ma op de thee hij nam me op sleeptouw naar Rome En als ik wou roepen "'k ga niet meer mee" dan wist ie dat steeds te voorkomen Luister want ik heb de pest, aan vaagheid Waarom blijven wij niet altijd altijd bijelkaar zeg daar maar eens wat op
Het is nooit gestopt en het gaat nog steeds door Zo werkt het, hij blijft me verbazen Geen tijd om te denken, daar zorgt hij wel voor Een storm die blijft razen en blazen Maar als ie 's nachts naast me ligt weerloos en klein Dan llijkt hij zijn taak neer te leggen Dan kan hij zo breekbaar zijn als porselein dan mag ik soms ook nog wat zeggen Luister want ik heb de pest, aan vaagheid Waarom blijven wij niet altijd altijd bijelkaar zeg daar maar eens wat op