De ouwerwetse Polder, kind van Rotterdam Waar 't altijd vroolijk toeging, waar elke zeeman kwam Die goeie, ouwe Polder, die is er nou geweest D'r wordt niet meer gezopen, gesprongen en gefeest Zoolang ik leven kan Vertel ik alleman
refr.: In de Polder ben ik geboren In de Polder, daar heeft m'n wieg gestaan In de polder heb ik m'n hart verloren En de Polder, de Polder, hij 's vergaan
In onze ouwe Polder, daar kon je alles doen Daar ging je pierewaaien, daar ging je op je zoen Daar ging je met de meiden de danszaal op en neer We dronken en we hosten, dat doen we nou niet meer Die ouwe Poldertijd Helaas, die zijn we kwijt
refr.
En kreeg een meid een kindje, dan was ze in d'r sas Het kon d'r niks verdraaien wie of de vader was Ze gingen alle dagen met Jan en alleman Onmooglijk dat een meissie daar boek van houen kan Wie of het heit gedaan Dat kwam er niks op aan
refr.
De meiden gaan in 't klooster, daar leeren ze fatsoen De dienders van de Polder, die krijgen nou pensioen En alle toffe jongens, die worden heilsoldaat En bidden alle dagen voor hun gemeenteraad En in de Pauwesteeg Blijven de hokken leeg