Een meisje van even acht jaar Met heerlijk onschuldig gelaat Stond iedere dag voor het raam En keek naar de kinderen op straat Dan volgden haar ogen de bal Bij 't spel in beweging gebracht Zij hunkerde naar zo'n bezit En iedere keer zei ze zacht:
Moesje, toe geef me een speelbal Al is ze ook nog maar zo klein Daar kan ik dan heerlijk mee spelen Ik zal er heus zuinig op zijn
Haar moedertje kon op den duur Het smeken niet langer weerstaan En is op een zonnige dag Met haar naar een winkel gegaan Hoe licht viel haar offer toen zij De vreugd' van haar lieveling zag Het kind hield de bal stijf omkneld En zei met gelukkige lach:
Moesje, nu heb ik een speelbal Al is ze ook nog maar zo klein Daar kan ik nu heerlijk mee spelen Ik zal er heus zuinig op zijn
Wat was ze gelukkig en blij Maar 't noodlot komt steeds onverwacht Want juist door haar spel met de bal Viel zij in een donkere gracht Men bracht haar als engeltje thuis De bal nog geklemd in haar hand En moesje, gebroken door smart Zei zacht door verdriet overmand:
Zusje, hier is nu je speelbal Je grote bezit van weleer Nu kan je er heerlijk mee spelen Daarboven bij Ons'Lieve Heer