Dames en heren, ik ben op padvinderij geweest en o, wat was dat mooi, o, wat was dat mooi, o, wat was dat mooi, herhaling, o, wat was dat mooi. Wij hadden een Haagse hopman. Hopman Rademakers. Da's een zelfverkenner, is dat. En die lee ons altijd uit hoe je een tent most opzetten. Ik ken nog hele stukken uit het boek, dat prachtige boek: 'Van kabouter tot akela of van welp tot akelus'. Ik ken nog hele stukken van het boek uit m'n hoofd Dat ging zo: Het opzetten van de tent. Bij het opzetten van de tent vragen we ons in de eerste plaats af; van welke kant komt de wind. Is het een noordwind, is 't een zuidwind, is 't een oostwind, is 't een westwind of een windje d'r tussen door. Positie van de tent. We zetten de tent op tien meter van het vrouwenkamp. Hoertoe meten we met onze meterpassen tien meter af. Niet minder maar ook niet meer. En in de praktijk valt tien meter heus wel mee! Het verwijderen van wespen uit de tent. Is er een wesp in de tent, en wij zijn er ook. Dan kan het wel eens tot een handgemeen komen, waarbij de hand gemeen zeer doet. Wij pakken dan ons anti-wespenlassopoeder, rechts van het jodium in 't verbandtrommeltje, en leggen om 't tailetje van de wespje een lassootje. Dusdanig dat we met een lichte ruk de 'we' en de 'sp' scheiden. De 'we' gaat uit de tent en de 'sp' in het trofeeenkastje. Rode bosmieren behandelen we geheel als volgt. Op de rode bosmier gooien wij lakmoes en aangezien de rode bosmier een base is, wordt ze blauw en dus ongevaarlijk. En zijn wij uit de brand. In de brand zijn wij als wij in bos of heide omringd zijn door vuur. We pakken dan snel onze tent op, doen de haringen in de ton, roepen om hulp en wachten af. Komt er hulp, leuk, komt er geen hulp; even goede vrienden hoor