Op de markt van Aalst Bonkt elk hart in ieders keel Gretig aanschouwt de massa Het gruw’lijk tafereel Een droom van vrijheid Slaat de beul direkt aan scherven Verbrijzeld op het rad Zal Jan de Lichte sterven
De bende was te groot geworden In het Vlaend’ren van die tijd Het moorden, plun’dren en bedriegen Was voor hen gerechtigheid Maar afgunst in zijn midden Keerden plots het stijgend’tij Zijn vrouw onteerd, zijn droom bedrogen Zijn hoop sloeg om in razernij
De ponjard in zijn klauw Trekt hij door ’t Vlaemsche land Al wie hem afvallig was Zal sterven door zijn hand Maar zijn wraak is tijdelijk Zijn dagen geteld Moeggevlucht wordt hij gegrepen Men had het hem voorspeld
EEN VOOR ALLEN ALLEN VOOR EEN
Gevangen en veroordeeld De rug tegen de muur Veertien november zeeftienachtenveertig Slaat Jan de Lichte’s laatste uur Op ’t rad zal men hem werpen Herleiden tot menselijk schroot Waar hij geknakt, vermorzeld Zal wachten op de dood
Zijn gang naar het schavot Gaat hij echter niet alleen Hij hoort de troostende woorden Van vrienden om zich heen En fier recht hij zijn lichaam De pijn en ’t leven meer dan beu En klinkend als een klok Roept hij VOOR GEEN CHANTERICK PEU
En die laatste woorden Galmen honend door de stad Maar het lijk van Jan de Lichte Ligt gebroken op het rad