De stad lag nog in puin, er reed geen tram of trein Mijn vader zei: "Ik stond verbaasd opeens op het Hofplein" Weer terug in Rotterdam, zes jaar op zee geweest Zag hij hoe in een zijstraat bij een radio werd gefeest Van de Coolsingel klonk gejuich, een mooie dag in mei En iedereen leek vrolijk in een decor dat anders zei Hoe vreemd dat zo'n kapotte stad nog feesten kon Op de klanken van Glen Miller in de wolken, daarboven scheen de zon
Van Delftse Poort tot Station Maas was het een woestenij Maar in de grote leegte Klonk weldra het gehei
En langzaamaan verrezen op het niemandsland De eerste huizenblokken, kregen straten weer verband En met het mooie weer vertrok de laatste Canadees Het wachten was weer op de eerste slagersjongensrace De noodwinkel ging open, alles op de bon 't Was puur geluk dat vader nog een woning vinden kon De eerste wederopbouwflat van Rotterdam Met op het dak de trotse letters "Wereldhaven", waar ik ter wereld kwam
Van Delftse Poort tot Station Maas was het een woestenij Maar die grote leegte Is nu voorgoed voorbij